Uitgangspunten ramingen
Het financieel-economisch perspectief voor de komende jaren vraagt om een strikt begrotingsbeleid. Aanvullend op geldende wet- en regelgeving in onder meer de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording en onze Financiële verordening art. 212 gelden onderstaande uitgangspunten. Deze zijn voor ons leidend in ons inhoudelijke en financiële beleid en de uitvoering in de komende jaren.
- Coalitieprogramma 2018-2022: ‘Samen bouwen aan Ruimte voor de Samenleving’
Als uitvloeisel van de gemeenteraadsverkiezingen is een coalitieprogramma opgesteld. Dit programma vormt de leidraad voor het gemeentelijk beleid voor de komende jaren. Wij hebben hiervoor een uitvoeringsprogramma opgesteld.
- Reeds bestaand beleid
Bij het opstellen van de begroting gaan we uit van het bestaande beleid. Dit betreft de (financieel) beleidsmatige situatie tot en met besluitvorming over de eerste bestuursrapportage 2019. Uitzonderingen op dit uitgangspunt zijn enerzijds nieuwe ontwikkelingen, zoals bepaald in het uitvoeringsprogramma bij het coalitieakkoord, en anderzijds nieuw beleid, bezuinigingen en dekkingsvoorstellen waarover u bij de behandeling van deze kadernota besluit.
- Integrale afweging
De raad weegt nieuw beleid tegen elkaar en tegen de beschikbare financiële beleidsruimte af bij de besluitvorming over de begroting in het najaar. Deze begroting biedt inzicht in de ontwikkeling van de financiële beleidsruimte en in voorgesteld nieuw beleid. De inpassing van de kadernota in de begroting vindt plaats onder een hoofdstuk ‘Nieuw beleid conform kadernota’. De kadernota 2020-2023 geeft daarmee richting aan de inhoud van de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023.
De inpassing van eventueel nieuw beleid/nieuwe ontwikkelingen, die bekend worden na behandeling van de kadernota door de gemeenteraad, vindt plaats in de begroting onder het hoofdstuk ‘Nieuw beleid na kadernota’. Definitieve besluitvorming over het nieuwe beleid conform kadernota én over het nieuwe beleid na kadernota gebeurt bij de begrotingsbehandeling in het najaar. Bij bestuursrapportages en jaarstukken worden geen besluiten genomen over het uitvoeren van nieuw beleid.
- Nieuw beleid na begrotingsbehandeling
Als de raad besluit over een voorstel om extra geld uit te geven op een ander moment dan bij de genoemde integrale afweging moet solide dekking worden gevonden. Tenzij er sprake is van externe dekking, moet in het voorstel aangegeven worden welke adequate dekking aanwezig is. Een mogelijkheid hierbij is ‘oud voor nieuw’ ofwel oud beleid schrappen voor nieuw. Een beroep op een verwacht positief begrotingsoverschot of een waarschijnlijk rekeningsaldo is in principe geen acceptabele dekking.
- Behoedzame en reële ramingen
Bij het begroten (budgetteren) gaan we uit van behoedzame en reële ramingen. De raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor een begrotingsjaar baseren wij op de mei circulaire van het voorafgaande jaar. Tussentijdse veranderingen in de hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds verrekenen wij incidenteel met het begrotingssaldo. Bijstelling van specifieke, incidentele geldstromen van rijk of provincie verrekenen wij direct met de specifieke, incidentele uitgaven die hiertegenover staan.
- Structureel en reëel sluitende begroting
De begroting en meerjarenraming moeten structureel en reëel sluitend zijn. Het laatste jaar van de vier jaarschijven is altijd structureel sluitend. Tekorten in de voorliggende jaren worden slechts bij hoge uitzondering gedekt uit reserves.
- Structurele uitgaven worden structureel gedekt
Tegenover structurele lasten staan structurele baten. Tegenover structurele lasten kunnen geen incidentele baten of incidentele meevallers staan. Uit het budget voor onvoorziene uitgaven worden geen structurele uitgaven gedaan.
- Aantal inwoners
Als uitgangspunt bij het samenstellen van de begroting 2020 en de meerjarenraming 2021-2023 wordt het aantal inwoners gebaseerd op peildatum 1 januari 2019. Op die datum telde Neder-Betuwe 24.034 inwoners.
- Prijspeil (inflatiepercentage)
De mei circulaire 2019 geeft de kaders aan voor de verwachte prijsstijging voor het jaar 2020. De afspraak die wij met u hebben gemaakt, is dat wij voor de prijsstijging jaarlijks een stelpost prijsstijging opnemen gelijk aan het percentage dat de mei circulaire voor het volgende jaar aangeeft. In de mei circulaire worden hiervoor met de algemene uitkering gemeentefonds ook middelen beschikbaar gesteld. De mei circulaire 2019 geeft voor 2020 een verwacht prijsstijgingspercentage van 1,5% aan. Wij passen de bestaande stelpost prijsstijgingen hierop aan. De financiële effecten van verwachte prijsstijgingen in 2020 tot en met 2023 zijn in overeenstemming met de mei circulaire 2019 in deze begroting verwerkt.
- Personeelslasten
De formatie 2020 wordt geraamd op basis van de formatie 2019. De meicirculaire 2019 geeft kaders aan voor de verwachte loonstijgingen voor de komende jaren. De huidige CAO tot 1 januari 2019 is verwerkt in de begroting 2019 en meerjarenraming 2020-2022. Daarnaast is er voor de jaren 2020 tot en met 2022 rekening gehouden met een verwachte loonstijging van jaarlijks 1%. De meicirculaire 2019 geeft een verwachte loonstijgingspercentage aan voor 2020 van 2,3%. Wij passen De bestaande stelpost loonstijgingen is hierop aangepast. De financiële effecten voor wat betreft verwachte loonstijgingen 2020 tot en met 2023 zijn, conform de meicirculaire 2019, in deze begroting verwerkt. Recent is de CAO 2019-2020 bekrachtigd. Hier is een loonstijging van in totaal 6,25% in opgenomen, een eenmalige uitkering van € 750 bruto en het vervallen van de voorwaarden van de werkgeversbijdrage ziektekostenverzekeringen. De financiële effecten van de CAO 2019-2020 worden verwerkt in de 3e bestuursrapportage 2019.
- Investeringen en vrijval van investeringen
In de door u in juli 2019 vastgestelde financiële verordening artikel 212 heeft u beleidskaders aangegeven over de manier waarop we omgaan met investeringen en vrijval ervan. Investeringskredieten worden beschikbaar gesteld op basis van een deugdelijke voorbereiding. De ondergrens voor investeringskredieten bedraagt € 25.000. Vrijval in investeringen wordt niet in de exploitatiesfeer ingezet. De ruimte, die ontstaat door vrijval van afschrijvingslasten, wordt benut voor vervangingsinvesteringen. Als vervanging niet nodig is, draagt de vrijval van afschrijvingslasten bij aan de financiële positie. Bij bestuursrapportages wordt bezien of er daadwerkelijk sprake is van vrijval van kapitaallasten.
- Reserves en voorzieningen
De basis hiervoor vormt de nota reserves en voorzieningen 2018. Deze nota is vastgesteld in de raadsvergadering van 8 maart 2018.
- Reservepositie
De algemene reserve dient ter dekking van de risico's en om incidentele exploitatietekorten op te vangen. De algemene reserve bedraagt per 31-12-2018 € 13.374.000.