Juridische rechtsvormen van verbonden partijen
Er bestaan drie verschillende juridische rechtsvormen voor verbonden partijen. Hieronder wordt op de rechtsvormen ingegaan.
Bij publiekrechtelijke verbonden partijen gaat het vooral om gemeenschappelijke regelingen (GR).
Gemeenschappelijke regelingen worden aangegaan voor primaire, uitvoerende gemeentelijke taken. Zij vormen een verlengd lokaal bestuur waarbij de vrijwilligheid van de samenwerking voorop staat. Voor sommige taken legt de wetgever verplichte samenwerking op, zoals de veiligheidsregio. De gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam is de ‘zwaarste’ en meest voorkomende vorm. Deze regeling heeft als enige rechtspersoonlijkheid en een algemeen bestuur, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten, dat het dagelijks bestuur controleert. Gemeenten kunnen aan dit openbaar lichaam in principe alle gemeentelijke taken en bevoegdheden overdragen.
Bij privaatrechtelijke verbonden partijen gaat het met name om stichtingen en vennootschappen
Een stichting heeft een bestuur voor de dagelijkse leiding en kent een ideëel of sociaal doel, waarbij alleen aan dat doel kan worden uitgekeerd. Stichtingen kennen geen controlerend mechanisme, tenzij dat in de statuten is geregeld. Een vennootschap heeft een raad van bestuur en, afhankelijk van de statuten of de omvang van de vennootschap, een raad van commissarissen. De raad van bestuur wordt gecontroleerd door de vergadering van aandeelhouders. Gemeenten maken vaak gebruik van vennootschappen bij nutsvoorzieningen, havenactiviteiten, cultuur en economie. De belangrijkste reden om samen te werken met dit type verbonden partij zijn de financiële voordelen door winstdeling en dividend.
Publiek-private samenwerking (PPS)
Het publiek- private samenwerkingsverband (PPS) is een bijzondere vorm van een verbonden partij, omdat naast de overheid ook private partijen deelnemen. Een veel voorkomend voorbeeld van een PPS zien we in lokale gebiedsontwikkeling. Deze samenwerkingsvorm komt in verschillende variaties voor. De wetgever heeft een voorkeur voor publiekrechtelijke boven privaatrechtelijke samenwerking. De gedachte hierachter is, dat in een publiekrechtelijke samenwerking de openbaarheid en de controle beter zijn gewaarborgd dan in een privaatrechtelijke participatie.